We zeggen weleens dat iemand stoïcijns is of een stoïcijnse houding heeft. Dat wil dan vaak zeggen dat iemand vasthoudend is of onverstoorbaar.
De stoïcijnse filosofie ontstaat rond het jaar 300 v.Chr. en loopt door tot 100 n.Chr. De filosofie heeft zijn naam ontleend aan de Stoa, of zuilengang van de tempel van Zeus in Athene waar de grondlegger van filosofie, Zeno van Citium (Cyprus, 334-264 v.Chr.) doceerde.
De filosofie kenmerkt zich door de compromisloosheid. De wereld en wat er gebeurt, is van tevoren onverbiddelijk bepaald. Er is geen ontkomen aan. Het is aan de mens hoe hij hier mee omgaat. Deze reactie op wat er gebeurt, is bepalend voor het geluk dat iemand ervaart. Er is ook een moreel aspect, want de mens wordt geacht zijn sociale plichten te vervullen. Leven in overeenstemming met de natuur is belangrijk voor de ontwikkeling van de mens.
We kunnen hierin sporen terugvinden in de eerste christelijke ideeën. Onder de eerste christelijke gemeenschappen waren diverse Romeins-Griekse gemeenschappen waar de Stoa ingevoerd was en waar het verhaal van de Christus gekoppeld werd en de geschriften waarschijnlijk gekleurd werden door de ideeën van de Stoa.
Paul Spoormans