Het woord ‘liefde’ hoort bij de grote woorden van het leven. En, gaan we erover filosoferen, dan dreigt dat we erin verdrinken en ons vergalopperen aan allerlei hooggestemde gedachtes.
‘Liefde’: in het hart van ieder mens resoneert er wel iets, wanneer dit woord klinkt. Je voelt, als je het woord ‘liefde’ hoort, de liefde van je ouders, van je partner, van je kinderen en kleinkinderen, van je grootouders. Het woord ‘liefde’ maakt ons onze liefde voor hen weer extra bewust. Tegelijkertijd voelen we ook de teleurstelling over mensen, van wie we graag liefde hadden ontvangen. We verlangden naar hun liefde, maar kregen die niet. Zo roept het woord ‘liefde’ een scala van gevoelens in ons wakker.
Heel veel mensen zijn het er mee eens: een liefdevol mens raakt met zijn of haar liefde de kern van het bestaan. Liefde lijkt wel het doel van ons leven. Een mens kan nog zo succesvol zijn, als hij of zij geen liefde kent of weet te geven, dan mist hij het hart van het bestaan.
Op meerdere plaatsen komt ‘liefde’ ter sprake in de Heilige Schrift. Het enthousiasme waarmee Adam zijn nieuwe levensgezellin Eva begroet, wanneer God haar gevormd heeft uit een van zijn ribben, getuigt van liefde voor haar (Gen.2,23). Zijn diepe vriendschap met Jonathan, de zoon van koning Saul, wordt door David liefde genoemd (2Sam.1,26). En in de psalmen wordt gesproken over het vermogen van een mens God lief te hebben (Ps.116,1). De lichamelijke liefde wordt bezongen in het poëtische Hooglied. Vaak is dit geschrift van de Bijbel geestelijk verstaan, maar ik heb toch stellig de indruk dat dit niet de oorspronkelijke bedoeling van de schrijver is geweest.
Maken we de overstap naar het Nieuwe Testament, dan vinden we daar dat liefde het kenmerk moet zijn van de onderlinge band van Jezus’ leerlingen. Hij leert het hen, wanneer Hij, daags voor Zijn kruisdood, van hen afscheid neemt (Joh.15,12). Buitenstaanders moeten Jezus’ leerlingen kunnen herkennen aan de liefde die ze elkaar toedragen. Als je dit tot je door laat dringen, dan valt er aan ons gedrag als christenen nog wel wat bij te schaven. Ik vrees dat degenen die van buitenaf de christelijke geloofsgemeenschappen bezien, deze helaas niet kunnen herkennen aan de onderlinge liefde. Blijkbaar is het moeilijk om liefdevol om te gaan met al die mensen die je als broeder en zuster in de geloofsgemeenschap gegeven zijn. Soms lukt het, God zij dank. En soms lukt het ook niet, dan zijn er ruzies en vallen er harde woorden en vinden we het moeilijk om elkaar te vergeven en weer in vrede met elkaar verder te gaan.
Jezus geeft ons in de evangeliën het dubbelgebod van de liefde. ‘Gij zult de Heer, uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand, en uw naaste gelijk uzelf’(Luc.10,27). Die grote wet van Mozes weet Hij samen te vatten in de eenvoudige wet van de liefde. Later zegt Augustinus het zo: ‘Bemin en doe dan maar wat je wilt’. Als je levenshouding bepaald wordt door liefde, dan is het niet zo moeilijk om te leven volgens de tien geboden. Dan geef je haast vanzelfsprekend eer aan God. Dan weet je vanuit je hart goed te zijn voor je medemens.
Jezus zelf heeft ons voorgedaan wat een leven van liefde is. Hij leefde ons het dubbelgebod van de liefde voor: zijn doen en laten werd bepaald door de liefde tot God en medemens. Misschien is het om die reden dat Hij nu nog steeds mensen aanspreekt. Blijkbaar voelen velen aan dat Hij, gedreven door liefde, heeft laten zien wat God ten diepste is: liefde.